Begeleiding
Wie te maken heeft met Korsakovzorgvragers, wordt voortdurend geconfronteerd met hun beperkingen en stoornissen.
Het zijn geen gemakkelijke mensen. Ze zijn volledig op zichzelf gericht en komen hun afspraken vaak niet na. Ze kunnen grootse plannen bedenken, maar komen uiteindelijk meestal tot niets. Dit leidt bij hulpverleners en familieleden (hier tezamen “begeleiders” genoemd) gemakkelijk tot frustraties, en soms tot irritatie of woede, vooral omdat de zorgvragers zelf consequent het bestaan van hun beperkingen ontkennen of de ernst ervan bagatelliseren. Het is daarom van het grootste belang dat de begeleiders van deze zorgvragers goed beseffen dat ze hier vooral te maken hebben met onvermogen en beperkingen van de patiënten, en niet met luiheid of dwarsheid.
Zelf beseffen Korsakovzorgvragers niet hoe geïnvalideerd ze zijn. Ze zijn daarom ook niet in staat om de ergernissen en frustraties van de begeleiders te begrijpen. Mede door dit gebrek aan ziekte-inzicht, vraagt de omgang met Korsakovzorgvragers om een speciale benadering, die misschien het beste gekarakteriseerd kan worden als een “empathisch-directieve benadering.”
Het directieve aspect is daarvan ongetwijfeld het gemakkelijkst te begrijpen. Korsakovzorgvragers zijn door hun geheugenstoornissen en planningsproblemen niet in staat om hun leven te structureren en er zit dus niets anders op dan dat begeleiders dit van ze overnemen. De begeleiders functioneren in zekere zin als het vervangende geheugen en het vervangende planningssysteem van de zorgvragers. Kortom, het gaat hier om een sturende en structurerende aanpak.
Dit sturen en structureren is helaas respectloos en ineffectief wanneer de zorgvragers het als een van buitenaf opgelegde dwang ervaren, waarvan ze zelf de zin niet inzien. Door hun geheugenstoornissen en executieve stoornissen beseffen Korsakovzorgvragers niet hoe ernstig hun beperkingen zijn, en een directieve benadering zullen ze daarom snel als onnodige betutteling ervaren. Daarom wordt hier heel nadrukkelijk een empathisch-directieve benadering bepleit.
Deze benadering gaat er van uit dat sturen en structureren slechts geaccepteerd zullen worden, en daarom pas effectief kunnen zijn, wanneer men aansluiting zoekt bij de belangstellingen en behoeften van de zorgvragers, wanneer men zich inleeft in hun nieuwe, bedreigende situatie. Pas wanneer ze een directieve benadering als ondersteuning en handreiking ervaren, zullen Korsakovzorgvragers positief reageren op een sturende en structurerende benadering.
Die empathie is ook belangrijk bij heftige emotionele reacties. Korsakovzorgvragers zijn kwetsbare mensen. Angst en onzekerheid vertalen zich snel in agressie. Reageert men daarop met boosheid, irritatie of afwijzing, dan neemt bij de zorgvragers de angst toe, en daarmee ook de agressie. Een empathische benadering gaat er daarom van uit dat agressie het beste beantwoord kan worden met vriendelijkheid, begrip en geduld. Zij verdwijnt dan meestal als sneeuw voor de zon. Kortom, ook hier is een empathische benadering niet alleen het meest respectvol, maar ook het meest effectief.
Het is in dit verband ook goed om te bedenken dat Korsakovzorgvragers door hun stoornissen erg rigide zijn geworden en zich nauwelijks nog kunnen aanpassen aan een nieuwe situatie. Begeleiders ontkomen daarom niet aan een acceptatie van de beperkingen van deze zorgvragers, inclusief hun gebrek aan ziekte-inzicht.
Anders geformuleerd: de zorgvragers kunnen zich niet meer aanpassen, dus zullen de begeleiders dat moeten doen.
Omgaan met geheugenstoornissen
Als gevolg van de geheugenstoornissen heeft een Korsakovzorgvrager grote moeite met het onthouden van feitenkennis en met het zich herinneren van gebeurtenissen. Dit verbetert niet of nauwelijks.
Een spier die door een gebrek aan oefening dunner en slapper geworden is, kan door krachttraining weer steviger en sterker worden, maar helaas is dit met het geheugen niet mogelijk. Het enige dat men een Korsakovzorgvrager kan leren, is om beter met dit gebrekkige geheugen om te gaan. Dat kan op drie manieren:
- Door alleen informatie aan te bieden die de zorgvrager werkelijk nodig heeft.
- Door het verstrekken van hulpmiddelen en de zorgvrager te leren daarmee om te gaan.
- Door het aanpassen van de omgeving aan de zorgvrager.
Een Korsakovzorgvrager is als een reiziger die met een klein rugzakje op pad gaat. We moeten heel goed nadenken wat we daar instoppen. Het verstandigst lijkt om Korsakovzorgvragers alleen die informatie mee te geven die ze nodig hebben om zich in het leven van alledag staande te houden, de informatie die hen in staat stelt om zo zelfstandig mogelijk te wonen en te functioneren.
Ruimte voor vorming of algemene ontwikkeling is er niet. En wat je beter kan vermijden, zijn geheugenoefeningen en geheugenspelletjes, bedoeld om het geheugen te “trainen.” Deze leiden tot niets anders dan een onverantwoorde verspilling van de beperkte, en daardoor zo kostbare, geheugencapaciteit van de zorgvrager.
Veel informatie die een Korsakovzorgvrager nodig heeft, hoeft niet persé onthouden te worden. Hulpmiddelen als agenda’s, notitieboekjes, klappers en organizers (elektronische agenda’s) kunnen het geheugen van de zorgvrager goed ontlasten.
Belangrijk is dan wel dat de zorgvragers goed leren hoe ze met deze hulpmiddelen om moeten gaan. Ze moeten er met name in getraind worden om op de juiste momenten naar deze hulpmiddelen te grijpen. Ofschoon organizers kwetsbaarder en ingewikkelder in het gebruik zijn dan agenda’s, hebben ze ook enkele grote voordelen. Belangrijk is vooral dat een organizers een actief hulpmiddel is: de alarmfuncties kunnen gebruikt worden om de zorgvrager aan belangrijke activiteiten te herinneren. Verzet tegen deze hulpmiddelen (“mijn geheugen is prima; ik heb geen agenda nodig”) kan niet zonder meer geaccepteerd worden, want in de regel is gaat achter dit verzet een gebrek aan ziekte-inzicht schuil, of de angst voor een confrontatie met de eigen beperkingen.
Wanneer de begeleiders hier in meegaan, is de kans op een relatief zelfstandig functioneren voor de betreffende Korsakovzorgvrager snel verkeken.
Het geheugen van de zorgvrager kan ook ontlast worden door de leefomgeving aan te passen aan hun beperkingen: kasten en kastjes waarin het serviesgoed of andere spullen zijn opgeborgen, kan men van stickers en etiketten voorzien; de deuren kunnen kleuren krijgen die verwijzen naar de functie van de ruimte daarachter; op een goed zichtbare plaats kunnen een klok en een dagkalender worden opgehangen; de foto’s en de namen van hulpverleners en medezorgvragers kunnen op een prikbord gehangen worden.
Ook op andere plaatsen kunnen goed zichtbaar aangebrachte tekens en signalen het geheugen van de zorgvrager ontlasten. Daarnaast is het van belang om de dagelijkse omgeving van de zorgvrager zo constant en voorspelbaar mogelijk te houden: kies voor een overzichtelijke en onveranderlijke inrichting, zorg dat alles op dezelfde plaats opgeborgen blijft, zorg voor dagelijkse routines en tijdschema’s en handhaaf ze.
Omgaan met leerstoornissen
Door hun geheugenstoornissen en hun problemen met plannen en organiseren, kost het Korsakovzorgvragers erg veel moeite om iets te leren. En ze leren niet alleen langzamer, ze leren ook anders. Ze zijn bij het leren immers vooral aangewezen op het indirecte geheugen, dat in tegenstelling tot het directe geheugen bij hen nog vrijwel normaal functioneert.
De keuze voor deze andere, indirecte toegangsweg moeten zo veel mogelijk ondersteund worden. Dat vraagt om een benadering die sterk verschilt van wat normaal in leersituaties gebruikelijk is. Deze benadering laat zich vertalen in een aantal richtlijnen:
1e richtlijn
De eerste richtlijn is: Wat via training en gewoontevorming (het indirecte geheugen) in te slijpen is, moet je niet via instructie (het directe geheugen) proberen bij te brengen.
Korsakovzorgvragers leren weinig via het verwerven van inzicht of via het begrijpen van uitleg. Daarvoor is een goed functionerend direct geheugen nodig en dat hebben ze niet. Korsakovzorgvragers leren vooral door te doen. Onderrichten betekent hier: op de juiste wijze voordoen en de zorgvrager vervolgens in een veilige en gestructureerde omgeving zo veel mogelijk laten oefenen.
2e richtlijn
De tweede richtlijn is: Waar instructies onvermijdelijk zijn, moeten deze zo veel mogelijk worden aangepast aan de beperkingen van de zorgvrager. Dit houdt in:
- Maak of houd de over te dragen informatie simpel.
- Stel duidelijke en concrete vragen, bij voorkeur vragen die met “ja” of “nee” te beantwoorden zijn.
- Beperk de hoeveelheid informatie die per keer wordt overgedragen.
- Geef concrete en herkenbare opdrachten.
- Kies voor een consequente, zo veel mogelijk identieke benadering in vergelijkbare situaties.
- Herhaal vaak.
- Draag er zorg voor dat de zorgvrager zo weinig mogelijk wordt afgeleid.
- Check voortdurend of de zorgvrager begrepen heeft wat er gezegd is, bijvoorbeeld door dit de zorgvrager in zelfgekozen bewoordingen te laten herhalen;
- Moedig de zorgvrager aan om de nieuwe informatie zo veel mogelijk in verband te brengen met bestaande kennis.
- Moedig het stellen van vragen aan.
3e richtlijn
De derde richtlijn is: Organiseer de oefensituatie zo, dat de zorgvrager bijna geen fouten of vergissingen kan maken. “Je leert het meeste van fouten maken” is een slogan die je in het onderwijs veel hoort, maar dit gaat alleen op voor gezonde mensen met een normaal brein, en niet voor Korsakovzorgvragers.
Korsakovzorgvragersleren niet van hun fouten. Leren is bij hen vooral gebaseerd op associëren: het min of meer onbewust onthouden van het verband tussen een probleem en een oplossing. Dit verband hoeft niet logisch te zijn en het maakt ook niet uit of de oplossing juist is. De kracht van de associatie bepaalt of de oplossing onthouden wordt en in de toekomst weer gegeven zal worden, of deze nu juist is of niet. Laten we dus een situatie ontstaan waarin zorgvragers tot een onjuiste oplossing kunnen komen, dan is de kans groot dat zij het probleem koppelen aan deze oplossing, zonder te onthouden hoe onjuist deze is.
We lopen zo het risico dat de zorgvragers daarna steeds met deze onjuiste oplossing komen. Dit is te begrijpen vanuit de geheugenstoornissen van de zorgvrager: Om van fouten te kunnen leren, moet niet alleen de relatie tussen een probleem en een oplossing onthouden worden, maar ook de kennis over de juistheid van deze oplossing.
Het eerste lukt prima via het impliciete geheugen, het laatste echter niet: kennis over de juistheid van het antwoord vooronderstelt een goed functionerend expliciet geheugen, en dat heeft een Korsakovpatiënt niet. Kortom, de training van Korsakovzorgvragers moet gebaseerd worden op het principe van foutloos leren: laat Korsakovzorgvragers nooit gissen of raden naar oplossingen; toon ze direct het verband (met andere woorden: leer ze de associatie) tussen een probleem en de juiste oplossing.
De zorgvragers kunnen pas op de proef gesteld worden wanneer we er van overtuigd zijn geraakt dat ze de juiste oplossing ook werkelijk kennen.
4e richtlijn
De vierde richtlijn is: Laat de zorgvrager vaardigheden leren in een situatie die zo veel mogelijk lijkt op de situatie waarin deze vaardigheden later gebruikt moeten worden. Korsakovzorgvragers kunnen niet meer zo goed generaliseren, omdat ze veel minder flexibel en creatief zijn dan gezonde mensen. Wat ze geleerd hebben, kunnen ze vaak alleen maar toepassen in situaties die weinig verschillen van de situatie waarin ze de betreffende vaardigheid ooit leerden.
Verandert er te veel aan de omstandigheden en de situatie, dan kunnen de zorgvragers het geleerde niet meer in de praktijk brengen. Dit kan soms tot onvoorziene problemen leiden. Zo kan je Korsakovzorgvragers op een behandelafdeling leren om een wasmachine te bedienen, maar wanneer ze na ontslag met een andere wasmachine moeten werken, is het goed mogelijk dat ze die niet kunnen bedienen.
We moeten ons bij het trainen en begeleiden van Korsakovzorgvragers dus voortdurend afvragen: waar en wanneer zal de zorgvrager het geleerde later gaan gebruiken. Alleen op deze wijze kunnen we een bruikbare oefensituatie creëren, een oefensituatie die sterk lijkt op de situatie waarin de zorgvrager uiteindelijk terechtkomt.
Houd je geen rekening met dit beperkte vermogen tot generaliseren van Korsakovzorgvragers, dan is het risico groot dat men ze nutteloze vaardigheden bijbrengt: kunstjes, die ze niet kunnen toepassen waar ze bruikbaar zijn. Met andere woorden: niet alleen de truc of de strategie, maar ook de concrete toepassing ervan moet systematisch geleerd worden.
5e richtlijn
De vijfde richtlijn is: Verdeel ingewikkelde taken of opdrachten in kleine, hanteerbare stappen, en begin pas met het aanleren van een nieuwe stap wanneer de zorgvrager de voorafgaande stappen goed onthouden heeft.
Korsakovzorgvragers hebben grote moeite met complexe handelingen en taken. Ze overzien deze handelingen niet, weten niet hoe te beginnen en kunnen de taken niet structureren. Ze falen bij het uitvoeren van de verschillende stappen, omdat ze die door elkaar halen. Uiteindelijk weten ze niet meer hoe ze verder moeten en breken ze de taak of de handeling af.
Om deze reden moeten leerprocessen voor Korsakovzorgvragers in kleine, logische stappen worden opgedeeld. Aan iedere volgende stap moet pas begonnen worden wanneer de zorgvrager de daaraan voorafgaande stap goed onder de knie heeft.
Omgaan met het gebrek aan ziekte-inzicht
Korsakovzorgvragers hebben zelden of nooit een heldere kijk op hun situatie. Dit is een direct gevolg van de hierboven besproken stoornissen en beperkingen. Ze voelen zich niet ziek, merken weinig van hun stoornissen en zijn er daarom van overtuigd dat het allemaal wel meevalt. En zelfs wanneer er enig ziektebesef is, hebben deze zorgvragers vaak weinig tot geen ziekte-inzicht.
Dat wil zeggen, ze hebben geen weet van de zorgelijke toestand van hun lichaam, van de ernst van hun beperkingen en van de mate waarin ze hulpbehoevend zijn. Hun plannen en wensen zijn daarom zelden in overeenstemming met hun mogelijkheden: ze willen veel meer dan ze kunnen. Deze overschatting van de eigen mogelijkheden kan bizarre vormen aannemen.
Ook zorgvragers die 24-uurs zorg nodig hebben, omdat ze ernstig geïnvalideerd zijn door hun geheugenstoornissen en planningsproblemen, kunnen er oprecht van overtuigd zijn dat ze hun leven weer normaal op kunnen pakken en opnieuw kunnen beginnen: in een nieuw huis, met een nieuwe baan en met een nieuwe partner. Hoe moet men omgaan met dit gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht?
Hoe kunnen Korsakovzorgvragers leren om hun situatie helder onder ogen zien?
Het antwoord op deze vragen is niet eenvoudig en bovendien afhankelijk van de mogelijkheden en de beperkingen van de individuele zorgvrager. Meestal is het noodzakelijk om de zorgvragers enig besef van de eigen beperkingen bij te brengen, en ze ervan te overtuigen dat aanpassingen noodzakelijk zijn om optimaal te kunnen functioneren.
Er moet meer balans komen tussen wat de zorgvragers willen en wat ze kunnen. Anders kunnen ze niet leren om zelfstandig te functioneren. Bovendien zijn ze anders niet te motiveren tot het gebruik van hulpmiddelen. Het is echter zelden nodig of gewenst om over te gaan tot de zogenoemde “confronterende benadering.” In het dagelijkse leven lopen Korsakovzorgvragers voortdurend tegen beperkingen aan en dat is al confronterend genoeg. Ze vergeten weliswaar voortdurend wat er allemaal misgaat, maar toch beklijft er iets van dit falen. Ze zijn daardoor vaak achterdochtig, angstig en gedesoriënteerd.
Wanneer je dan kiest voor een harde, confronterende benadering, kunnen de Korsakovzorgvragers in paniek raken. Ze worden nog angstiger en daardoor nog agressiever of achterdochtiger en gaan zich terugtrekken. De rust en het vertrouwen die nodig zijn om een behandelrelatie op te bouwen, worden zo verspeeld. En dan bereik je het tegenovergestelde van wat je wilde. Hulpverleners en familieleden doen er daarom beter aan om de zorgvragers te helpen bij het verwerken van hun alledaagse confronterende ervaringen, waarbij men tegelijk kan proberen ze te motiveren tot het gebruik van hulpmiddelen.
Vergelijkbare problemen doen zich voor bij het verwerken van oude traumatische ervaringen en het accepteren van een onzekere toekomst. Door hun chronische alcoholmisbruik zijn Korsakovzorgvragers al ruim voor het begin van hun ziekte op een dood spoor terecht gekomen. Vriendschappen, relaties en de oude maatschappelijke positie zijn verspeeld; werk, hobby’s en bezittingen zijn verloren gegaan.
Hoe gaan Korsakovzorgvragers om met dit verdriet en deze teleurstellingen? Zijn ze nog in staat om dit te verwerken?
Ook hier zijn pasklare antwoorden niet te geven. De ervaring heeft wel geleerd dat psychotherapie bij Korsakovzorgvragers zelden of nooit tot enig succes leidt. Meestal zal je je moeten beperken tot het tonen van begrip en het geven van ondersteuning op momenten dat de zorgvragers het moeilijk hebben.
Dwang en drang
Een ander problematisch gevolg van het gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht bij Korsakovzorgvragers, is dat ze nooit hulp zoeken, ook al staan ze in alle opzichten aan de rand van de afgrond. Dat brengt familieleden en hulpverleners vaak in een lastige positie: de hulp die de zorgvragers nodig hebben, zullen ze zelden of nooit vrijwillig accepteren.
De hulpverlening aan Korsakovzorgvragers is daarom onlosmakelijk verbonden met dwang en drang. Wanneer het syndroom van Korsakov vooraf wordt gegaan door een syndroom van Wernicke, zijn de problemen nog wel te overzien. Vanwege deze levensbedreigende aandoening zijn de zorgvragers meestal met spoed opgenomen in een ziekenhuis. Daarvan beklijft toch altijd wel iets en daarom zijn deze patiënten meestal wel te doordringen van de ernst van de situatie en laten zich gemakkelijker overreden tot een vervolgbehandeling.
Anders is het bij zorgvragers die in de thuissituatie langzaam een syndroom van Korsakov ontwikkeld hebben, zonder een duidelijk syndroom van Wernicke. Deze zorgvragers zijn veel moeilijker te overreden om zich op te laten nemen, omdat ze nauwelijks begrijpen wat er aan de hand is. Door hun stoornissen zijn ze immers het zicht op hun stoornissen verloren. Daarom moeten familieleden en hulpverleners regelmatig hun toevlucht nemen tot het aanvragen van een Rechterlijke Machtiging (RM). Als de rechter akkoord gaat met dit verzoek, wordt de beslissingsvrijheid van de zorgvrager aan banden gelegd (voor een periode van 3 tot maximaal 12 maanden) en kan hij of zij onder dwang worden opgenomen.
Omgaan met angst, agressie en ontremming
Door hun geheugenstoornissen zijn Korsakovzorgvragers vaak volledig gedesoriënteerd. Ze weten niet meer waar ze zijn, hoe ze ergens gekomen zijn, en wat de dag of de datum is. Een nieuwe omgeving blijft heel lang een vreemde, onbekende en onvoorspelbare wereld. Door de executieve stoornissen wordt deze wereld bovendien weerbarstig en onhandelbaar. Kortom, Korsakovzorgvragers belanden snel in situaties waarin ze overvraagd worden en in situaties waarin ze geen overzicht hebben. Ze zijn daardoor vaak angstig en in de war.
De zorgvragers beseffen op die momenten dat ze voor opgaven staan die ze niet meer aankunnen, maar ze begrijpen niet hoe dat komt. Dit leidt snel tot paniek en uiteindelijk tot zogenaamde “catastrofereacties,” heftige emotionele reacties, of zelfs agressie, die een uitdrukking zijn van totale ontreddering.
Wanneer ze dit eenmaal meegemaakt hebben, zullen de zorgvragers alles in het werk stellen om deze catastrofereacties te voorkomen, bijvoorbeeld door problematische situaties uit de weg te gaan en door de eigen leefomgeving te verkleinen en overzichtelijk te maken. Dit kan leiden tot wonderlijke rituelen en vreemd, dwangmatig gedrag.
Het is moeilijk om hierover met de patiënten te praten, want ze beseffen zelf niet goed waartoe deze rituelen en gedragingen dienen. Het is belangrijk dat familieleden en hulpverleners in deze paniek, in deze agressie en in deze gedragsstoornissen de angst en de desoriëntatie herkennen, want Korsakovzorgvragers hebben op deze momenten een grote behoefte aan geruststelling, kalmering en ondersteuning.
Het heeft meestal weinig zin om de patiënten uit te leggen wat er tijdens aanvallen van onrust, paniek of agressie met ze aan de hand is; ze zullen deze uitleg niet begrijpen en niet accepteren. Veel belangrijker is het dat familieleden en hulpverleners beseffen dat de omgeving van de zorgvrager blijkbaar te onoverzichtelijk is geworden of de belasting te groot.
De zorgvragers kunnen de voor hen optimale leefomgeving niet zelf creëren of in stand houden, en ook kunnen ze zelf niet goed inschatten wat ze aankunnen. Het behoort daarom tot de taak van hulpverleners of begeleidende familieleden om deze omgeving te creëren en de zorgvragers waar nodig beperkingen op te leggen.
Bij sommige Korsakovzorgvragers leiden de centraal executieve stoornissen tot problemen met het beheersen van hun impulsen. We zien dan uitbarstingen van woede of agressie die door banale gebeurtenissen worden opgeroepen en die niet te verklaren zijn uit angst of desoriëntatie.
Soms zien we ook seksuele ontremming, in de vorm van exhibitionistisch gedrag, handtastelijkheden en ongepaste opmerkingen. Juist omdat deze vormen van ongepast gedrag het leerproces en de sociale contacten verstoren, moet er ingegrepen worden. De behandeling als geheel zou anders in gevaar komen. Wanneer het ontremde gedrag niet door het aanpassen van de omgeving of van de benadering ingedamd kan worden, staat soms alleen de weg naar een medicamenteuze behandeling nog open.
Omgaan met alcoholafhankelijkheid
Ook mensen die langdurig aan alcohol verslaafd zijn geweest, kunnen weer leren om gecontroleerd te drinken. Maar het gaat hier bijna altijd om alcoholverslaafden die nooit in contact zijn geweest met hulpverleners en die zelf de kracht hebben gevonden om hun verslaving te overwinnen.
Bij Korsakovzorgvragers is dit duidelijk niet het geval. Alleen al het feit dat zij een syndroom van Korsakov ontwikkeld hebben, betekent dat zij hun drankzucht nooit de baas zijn geworden. Zij zijn door blijven drinken, ook al ging dit ten koste van hun baan, hun vriendschappen, hun relaties en hun contacten met naaste familieleden. Nu hebben deze zorgvragers bovendien ernstige stoornissen van het geheugen, planning en zelfinzicht ontwikkeld.
Is er dan nog een mogelijkheid dat deze zorgvragers verstandig met alcohol om kunnen gaan?
Dat lijkt niet voorstelbaar. Kortom, alcoholgebruik is voor Korsakovzorgvragers een afgesloten hoofdstuk. Dit inzicht is niet gemakkelijk in de praktijk te brengen. De ervaring leert dat juist bij de lichtere syndromen van Korsakov het verlangen naar alcoholische dranken levend is gebleven. In de praktijk leidt dit niet zelden tot grote problemen wanneer een zorgvrager eenmaal uit het ziekenhuis of een instelling ontslagen is. Dit vraagt om een goede en vaak intensieve begeleiding, want een Korsakovzorgvrager moet hoe dan ook leren om weerstand te bieden tegen de continue verleiding die uitgaat van drankwinkels, supermarkten en kroegen.
Bij zorgvragers met een ernstiger syndroom van Korsakov is het verlangen naar alcohol vaak bijna uitgedoofd en zullen zij er niet actief naar op zoek gaan. Maar wanneer ze in contact komen met alcohol, kunnen zij alleen al vanwege ingeslepen drinkgewoonten weer beginnen met alcoholgebruik.
Ook deze zorgvragers moeten daarom leren om in hun dagelijkse omgeving ieder contact met alcohol te vermijden. Dit is het beste te bereiken door de zorgvragers tijdens de behandeling onder gecontroleerde omstandigheden weer met drank in aanraking te brengen – wat natuurlijk niet betekent dat men ze ook daadwerkelijk iets laat drinken. Bij zorgvragers die niet in staat blijken om de lokroep van de alcohol te weerstaan, kunnen medicijnen als acamprosaat of naltrexon helpen bij het onderdrukken van de drankzucht.
Referenties
- Informatie: Drs. Klaas Arts, gedragsneuroloog en aan Alzheimer Nederland
- https://www.dementie.nl/
- https://korsakovkenniscentrum.nl/