fbpx

Behandeling

Een behandeling kan bedoeld zijn om je te genezen. Soms kan je niet meer beter worden. Dan kan je een behandeling krijgen om de ziekte te remmen. Of ervoor te zorgen dat je geen of minder klachten hebt.

De arts kijkt samen met jou wat in jouw situatie mogelijk is. Je kunt de volgende behandelingen krijgen:

  • Operatie
  • Bestraling
  • Chemotherapie
  • Hormonale therapie
  • Doelgerichte therapie

Meestal krijg je een combinatie van behandelingen.

Behandeling van borstkanker bij mannen

De behandeling van borstkanker bij mannen is ongeveer hetzelfde als bij vrouwen. De operatie is meestal een borstamputatie. Meestal kan een borst of tepelsparende operatie niet bij mannen. Mannen hebben namelijk minder borstweefsel.

Behandeling van uitgezaaide borstkanker

Uitgezaaide borstkanker is bijna nooit te genezen. Wel kunnen behandelingen de ziekte remmen en klachten verminderen. Het doel is dat je langer leeft, met een goede kwaliteit van leven. Dit heet een palliatieve behandeling. Een palliatieve behandeling kan de uitgezaaide borstkanker maanden tot jaren remmen. Hoe lang, hangt af van hoe agressief de kanker is. Er zijn mensen die al meer dan 10 jaar met uitgezaaide borstkanker leven. Er zijn ook steeds meer behandelingen voor uitgezaaide borstkanker. De hoop is dat uitgezaaide borstkanker steeds meer een chronische ziekte wordt, waar je lang mee kunt leven.

Behandelplan

De arts maakt samen met een aantal andere artsen een behandelplan voor jou. Ze kijken naar:

  • De soort borstkanker en de kenmerken van de tumor
  • Het stadium van de ziekte, bijvoorbeeld of er uitzaaiingen zijn
  • Of je een erfelijke aanleg hebt
  • Of je andere ziektes hebt
  • Jouw eigen voorkeur
  • Je lichamelijke conditie

De arts bespreekt je ziektegeschiedenis met een team van gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen. Dit heet een multidisciplinair overleg (MDO). In veel ziekenhuizen in Nederland betrekken artsen hier ook artsen uit andere ziekenhuizen bij. Na het MDO bespreekt de arts een behandelvoorstel met jou. Tijdens dit gesprek kan je ook jouw wensen en verwachtingen bespreken.

Operatie

De meeste vrouwen met borstkanker krijgen een operatie van de borst. De operatie is bedoeld om te genezen. Je kunt 2 soorten operaties krijgen:

  1. Een borstsparende operatie
  2. Een borstamputatie

Ongeveer 2 op de 3 vrouwen krijgen een borstsparende operatie. Sparend betekent dat de arts een deel van de borst verwijderd. Uitzaaiingen in de oksel kan de arts verwijderen met een okselkliertoilet. Met de schildwachtklierprocedure bepaalt de arts of dit nodig is.

Kiezen tussen de borstoperaties

Soms kan je kiezen tussen een borstsparende operatie of een borstamputatie. Beide operaties hebben dan dezelfde overlevingskansen. Het grootste voordeel van een borstsparende operatie is dat je jouw eigen borst houdt. Sommige vrouwen kiezen juist voor een borstamputatie.

Meestal is na de borstamputatie geen bestraling nodig. Na de borstsparende operatie vaak wel. De hele borst verwijderen kan je ook een veiliger gevoel geven.

Borstsparende operatie

Een borstsparende operatie kan niet bij iedereen. De arts kijkt naar:

  • De grootte van de tumor en de grootte van de borst
  • Hoe de borst er na de operatie uit zal zien
  • De plaats van de tumor
  • Of bestraling op de borst kan
  • Of de borst eerder is bestraald
  • Een erfelijke aanleg voor borstkanker
  • Je leeftijd en voorkeur

De operatie

Via een snee in de huid verwijdert de arts de tumor in de borst. De arts verwijdert ook een stukje gezond weefsel rond de tumor. Zo is de kans groter dat de arts alle kankercellen verwijdert.

Bij een borstsparende operatie houdt je de rest van de borst. Soms verwijdert de arts ook 1 of een paar lymfeklieren uit de oksel.

Tijdens de operatie ziet of voelt de arts de tumor niet altijd goed. Soms moet de arts dan de plaats van de tumor voor de operatie aangeven (markeren). Dit kan bijvoorbeeld door een metalen draad te plaatsen. Of met een radioactieve jodiummarker.

 

Onderzoek van de tumor

Een patholoog onderzoekt het verwijderde borstweefsel. En kijkt of er in de randen van het weefsel nog kankercellen zitten. Zitten er in de randen geen kankercellen? Dan is de tumor helemaal verwijderd. Maar ook dan kunnen losse kankercellen achterblijven. Daarom wordt je borst bijna altijd bestraald.

Zitten er wel kankercellen in de randen? Dan heb je soms een 2e operatie of extra bestralingen nodig. De patholoog onderzoekt de tumor ook op andere kenmerken. Met de uitslag weet de arts meer over het stadium en of andere behandelingen nodig zijn.

 

Plastische chirurgie

Wordt een groot deel van de borst weggehaald? Dan kan de borst van vorm veranderen. Met een operatie kan de arts de vorm van de borst weer zo goed mogelijk herstellen. Dit gebeurt meteen na de operatie waarbij de arts de tumor verwijdert. Soms maakt de arts de borst kleiner. Soms kan vet en huid van bijvoorbeeld uw buik of bil worden gebruikt om het tekort op te vullen. Maakt de arts de borst kleiner? Dan is het soms nodig om de andere borst ook te verkleinen. Zo zien beide borsten er hetzelfde uit.

Borstamputatie

De arts adviseert een borstamputatie als:

  • De tumor groot is in verhouding tot de borst
  • Er meer tumoren verspreid zijn door de borst
  • De borstkanker is teruggekeerd na een eerdere borstsparende operatie en bestraling
  • Je jonger bent dan 30 jaar en je geen bestraling nodig hebt na borstamputatie

 

De operatie

De arts verwijdert de hele borst. De spier achter de borst blijft zitten. Krijg je niet meteen een borstreconstructie? Dan verwijdert de arts ook de huid, tepel en tepelhof. Na de operatie heb je dan geen borst meer.

Vaak kan je na de borstamputatie meteen een borstreconstructie krijgen. De arts verwijdert dan de binnenkant van de borst. Maar niet de buitenkant (huid, tepelhof en tepel). De arts vervangt de borst met een prothese. Of met bijvoorbeeld vet, huid of spier van uw buik, bil of rug.

Je kunt ook kiezen voor een uitgestelde borstreconstructie. Je krijgt dan later een 2e operatie. Soms kan de tepel bewaard worden door deze tijdelijk in de lies te plaatsen. Kies je voor een uitgestelde reconstructie of geen reconstructie? Of wil je deze keuze pas later maken? Dan krijg je na de borstamputatie een tijdelijke borstprothese. Deze draag je totdat de wond helemaal is genezen. Sommige vrouwen nemen daarna een definitieve prothese.

 

Onderzoek van de tumor

Een patholoog onderzoekt het verwijderde borstweefsel. Deze arts kijkt of er in de randen van het weefsel nog kankercellen zitten. De arts onderzoekt het weefsel ook op andere kenmerken. Met de uitslag weet de arts meer over het stadium en of andere behandelingen nodig zijn.

 

Okselkliertoilet

Tijdens de operatie van de borst verwijdert de arts de schildwachtklier(en). Blijkt dat er uitzaaiingen in de lymfeklieren zitten die groter zijn dan 2 mm? Dan kan de arts adviseren om alle lymfeklieren uit de oksel te verwijderen: een okselkliertoilet. Bij de operatie verwijdert de arts alle lymfeklieren in de oksel. Daarna kijkt de patholoog of er in deze lymfeklieren ook uitzaaiingen zitten.

Het aantal lymfeklieren met uitzaaiingen is belangrijk. Het geeft informatie over de vooruitzichten. De kans op terugkeer van kanker is groter als er in meer lymfeklieren uitzaaiingen zitten. Uitzaaiingen in de lymfeklieren kunnen een reden zijn voor een aanvullende behandeling: chemotherapie, hormonale therapie of doelgerichte therapie.

Steeds minder vrouwen krijgen een okselkiertoilet. Met bestraling van de oksel heb je minder kans op klachten later. De arts bespreekt met jou welke van deze 2 behandelingen voor jou het meest geschikt is.

Krijg je voor de operatie van de borst chemotherapie? Dan kunnen de uitzaaiingen door de chemotherapie verdwijnen. Een behandeling van de oksel (okselkliertoilet of bestraling) is dan misschien niet nodig.

 

Bijwerkingen

Een operatie kan complicaties geven. Bijvoorbeeld een nabloeding, infectie van de wond of littekenvorming. De 1e weken na de operatie kan de wond pijn doen en een trekkend gevoel geven. De huid rond de wond kan verkleuren. Op de plek waar het litteken zit, kan een zwelling ontstaan. Deze klachten worden minder als de wond verder geneest. De meeste vrouwen kunnen een paar dagen na de operatie zichzelf weer verzorgen en vrij bewegen. Bewegen is goed voor het herstel.

 

Pijn na de operatie

Bij de operatie moet de arts vaak zenuwen doorsnijden. Hierdoor heb je geen of minder gevoel in de oksel en aan de binnenkant van de arm. Het gevoel kan terugkomen. Sommige mensen voelen juist een heftige pijn: zenuwpijn. Dit ontstaat door beschadiging van zenuwen rond de oksel of op de plek van de borst. Hierdoor heb je een zeurende, branderige pijn met pijnlijke steken.

Ook kan de huid overgevoelig worden, jeuken of een gevoel van zwelling geven. De pijn begint meestal meteen of kort na de operatie. Maar het kan ook pas maanden of jaren later beginnen.

 

Wondvocht

Tijdens de operatie brengt de arts vaak een slangetje in dat het wondvocht afvoert. Zo’n slangetje heet een drain. De verpleegkundige of huisarts verwijdert de drain na 1 of meer dagen. Hierna kan toch nog wondvocht ophopen. Heb je hier erg veel last van? Dan kan de verpleegkundige of arts het vocht met een injectienaald opzuigen. Het opzuigen is niet pijnlijk, maar vergroot wel de kans op een infectie.

 

Wond

Veel patiënten zien er tegenop om naar de wond te kijken. Het kan prettig zijn om dit de 1e keer samen met de verpleegkundige en misschien de partner te doen. De verpleegkundige kan uitleggen wat je ziet.

 

Bijwerkingen later

Een okselkliertoilet kan later verschillende klachten geven. Welke klachten je krijgt en hoe erg ze zijn, verschilt per persoon. Na een okselkliertoilet kan je soms de schouder minder goed bewegen. Armoefeningen kunnen dan helpen.

Zijn de lymfeklieren verwijderd? Dan kan lymfevocht niet goed afgevoerd worden. Er blijft dan te veel vocht achter, waardoor de arm dik wordt. Dit heet lymfoedeem.

Bestraling

Je krijgt bestraling meestal samen met andere behandelingen. Zoals een operatie, chemotherapie of hormoontherapie.

Bestraling is de behandeling van kanker met straling. Een ander woord voor bestraling is radiotherapie. Het doel is kankercellen te vernietigen en zo weinig mogelijk gezonde cellen te beschadigen.

Tijdens de bestraling lig je op een onderzoeksbank. Het deel van het lichaam waar de tumor zit of zat wordt bestraald. De straling komt uit een bestralingsapparaat dat om je heen draait. De straling gaat door de huid heen. Je krijgt 3 – 6 weken elke werkdag bestraling.

Bestraling bij uitzaaiingen is meestal korter: 1 of een paar keer.

Chemotherapie

Je kunt chemotherapie krijgen als onderdeel van een behandeling die is bedoeld om je te genezen. Is de borstkanker uitgezaaid en kan je niet meer beter worden? Dan kan je chemotherapie krijgen om de ziekte te remmen. Of ervoor te zorgen dat je geen of minder klachten hebt.

Chemotherapie is een behandeling met cytostatica. Dit zijn medicijnen die kankercellen doden of de celdeling remmen. Deze medicijnen verspreiden zich via het bloed door het lichaam. Zo kunnen ze bijna overal komen. Je krijgt deze behandeling vaak als kuur: dit betekent dat je een periode medicijnen krijgt en een periode niet.

Je krijgt zo’n chemokuur meestal een paar keer achter elkaar. Soms krijg je verschillende soorten chemotherapie. De medicijnen versterken elkaar dan. Na een tijd kan de groei van de kankercellen niet meer geremd worden door chemotherapie. Dit heet resistentie. Meestal kan je dan andere medicijnen krijgen.

Voor- en nadelen

Chemotherapie is vaak een zware behandeling. De arts kijkt naar:

  • Het risico dat de ziekte terugkomt
  • Je leeftijd en conditie
  • Het resultaat dat je kunt verwachten

Hormoontherapie

Hormoontherapie is de behandeling van kanker met hormonen. Sommige tumoren hebben hormonen nodig om te groeien. Hormonale therapie remt of blokkeert de werking van hormonen. Of ze zorgen dat ons lichaam minder hormonen maakt. Zonder die eigen hormonen overleven de kankercellen minder goed of helemaal niet.

De medicijnen verspreiden zich via het bloed door het lichaam. Zo kunnen ze bijna overal komen.

Hormoongevoelige borstkanker

De behandeling werkt alleen bij hormoongevoelige tumoren. Bij hormoongevoelige borstkanker groeien de borstkankercellen door het vrouwelijke geslachtshormoon: oestrogeen. Voor de overgang maken vooral de eierstokken dit hormoon. Na de overgang stopt dat. Maar maken de bijnieren en vetweefsel nog wel oestrogeen. Hormoontherapie heeft tijd nodig om tegen de borstkanker te werken. Pas na een paar maanden kan de arts zien of de behandeling werkt.

Een hormoontherapie met medicijnen duurt 5 tot 10 jaar. Je krijgt de medicijnen als tablet of injectie. Welke hormoonbehandeling je krijgt, hangt af van:

  • Het stadium van de ziekte
  • Of je wel of niet in de overgang bent
  • Of je de bijwerkingen goed kan verdragen

 

Soorten hormoontherapie

Hormoontherapie kan op 2 verschillende manieren werken. De behandeling:

  1. Stopt de aanmaak van hormonen
  2. Remt de werking van hormonen

 

Aanmaak van hormonen stoppen

Voor de overgang kan dit door de werking van de eierstokken te stoppen. Dan maken de eierstokken geen oestrogenen meer aan. Dit kan door:

  • Medicijnen die de werking tijdelijk stoppen: LHRH-agonisten
  • De eierstokken te verwijderen: hierdoor stopt het maken van oestrogeen voor altijd.

Je kunt dan niet meer zwanger worden. Het is een ingrijpende behandeling. Artsen bieden het vooral aan jonge vrouwen die een erfelijke aanleg voor borstkanker hebben aan. Na de overgang kan je medicijnen krijgen die de aanmaak van oestrogeen door het vetweefsel stopt: aromataseremmers.

 

Werking van hormonen remmen

Er zijn ook medicijnen die zorgen dat oestrogenen niet bij de kankercellen kunnen komen. Daardoor kunnen deze hormonen niet meer zorgen dat de borstkankercellen groeien. Deze medicijnen heten anti-oestrogenen. Bij anti-oestrogenen maakt het niet uit of je al in de overgang bent of nog niet.

 

Hormoontherapie om te genezen

Je krijgt hormoontherapie vaak samen met chemotherapie. Je kunt de behandeling na of voor de operatie van de borst krijgen. Het doel is om de kans kleiner te maken dat je uitzaaiingen krijgt. Meestal start je met de hormoontherapie na de operatie en bestralingen. Soms stelt de arts voor om te beginnen met hormoontherapie. De tumor kan dan kleiner worden. Daardoor is een borstamputatie dan soms niet meer nodig. De behandeling kan er ook voor zorgen dat uitzaaiingen in de lymfeklieren kleiner worden of verdwijnen. Een behandeling van de oksel (okselkliertoilet of bestraling) is dan misschien niet nodig.

 

Hormoontherapie bij uitzaaiingen

Bij uitgezaaide borstkanker is hormoontherapie niet bedoeld om je te genezen. De behandeling kan wel het leven verlengen en klachten verminderen. Hormoontherapie kan de groei van de uitzaaiingen remmen.